Zaterdag 13 oktober 2018
In Engeland noemen ze een trainer een manager. Ik vond dat altijd raar: je leert een groepje jongens of mannen hoe ze beter kunnen voetballen. Dat heet volgens mij gewoon trainen, dus ben je een trainer. Sinds zaterdag besef ik me dat het toch veel meer is dan dat.
Als trainer heb je namelijk verschillende stakeholders. Je hebt targets. Er zijn zelfs KPI’s. En je hebt natuurlijk goals, ook wel bekend als doelpunten. Ze hebben allemaal met elkaar te maken.
Stel, je target is: meedoen met de top. Als KPI, oftewel de Key Performance Indicator, oftewel het instrument om te meten of je de targets haalt, neem je dan de stand op de ranglijst. Stond het team in Q3 op nummer 2 en eindigt het in Q4 op nummer 10 omdat ze te weinig goals maken, dan geeft de performance-indicator een ‘negatieve trend’ aan. Geheid dat de stakeholders, dat zijn de fans, de clubleiding en de voetballers, gaan mopperen. Dan krijg je het als manager zwaar.
In het profvoetbal is dit in een notendop hoe het werkt. De trainer, sorry, manager, krijgt een forse zak met geld, de clubleiding stelt de targets en vervolgens zorg je als trainer dat elf individualisten samen goals maken en de stakeholders houden ondertussen de KPI’s in de gaten. Maar stel nou dat je trainer bent van een jeugdelftal bij een amateurclub?
Het jeugdelftal van DRC is natuurlijk geen Ajax. En het target zal daarom niet de stand op de ranglijst zijn, maar eerder iets als ‘de voetballers moeten plezier hebben’. Daar ben ik persoonlijk wel blij mee. Maar het maakt het er voor de trainers natuurlijk niet makkelijker op. Een stand op de ranglijst is lekker objectief. Plezier lijkt heel meetbaar, maar is best een subjectieve maatstaf.
Kijk alleen al eens naar alle stakeholders. Er zijn tien voetballers, twintig ouders en twee trainers. En je hebt natuurlijk nog de clubleiding. Ze hebben allemaal een iets andere definitie van plezier. Of in ieder geval zien ze allemaal een iets andere route voor zich om dat target te halen. De een denkt dat winnen de weg is. Niks spel: het is pas leuk als je de knikkers mee naar huis neemt! Die neemt de uitslagen en stand als KPI’s. Een ander droomt over een toekomst bij Ajax, die kijkt naar de groei en hoeverre dit team daaraan bijdraagt. Maar er zijn ook spelers die zitten op voetbal omdat hun vriendje dat ook deed. Sommigen doen mee omdat ze van hun ouders moeten bewegen en toevallig is het voetbal geworden. Beweegminuten is dan de KPI. Er zijn ouders die een teamsport voor hun oogappel hebben gekozen, omdat hij of zij zich dan leert handhaven in een groep. Geen flauw idee hoe je die KPI’s meet. Het bestuur wil een prettige plek bieden en zeker weten dat er iemand achter de bar staat. En dan hebben we het nog niet eens over de trainer zelf, want die is natuurlijk ook stakeholder. Die vier, vijf of zes uur per week die je in het team steekt, doe je namelijk vrijwillig, lees: voor je plezier. Ga d’r maar aan staan.
Afgelopen zaterdag zag ik hoe de trainer z’n team stond te managen. Ik zag hem praten, oppeppen, uitleggen, instrueren, coachen, napraten. Ik zag ouders langs de kant staan. Een bestuurslid stond te kijken. Opeens zag ik al die verschillende targets en KPI’s voor me en realiseerde ik me waarom ze in Engeland een trainer een manager noemen.
Tuurlijk gaat er wel eens iets mis. Tuurlijk is er wel eens een stakeholder die het ergens niet mee eens is. Een speler, een ouder, misschien de club. Ik ga, kan en wil ook niet oordelen over de targets die ouders en spelers voor zichzelf hebben. Ik kan alleen oordelen over de targets die we hier thuis hebben: lol in het spelletje. En ik zag ondanks een stevige, maar onverdiende nederlaag mijn zoontje met hart en ziel voetballen. Dat deden ze trouwens allemaal op het veld. Hij was een beetje stil in de auto op weg naar huis. Hij baalde. Gelukkig maar, zou ik zeggen. Gelukkig duurde het ook maar even. En ik weet zeker dat -ie woensdag weer zin heeft om te trainen en dat -ie zaterdag weer staat te trappelen voor de volgende wedstrijd. Hij heeft er lol in en hij gaat altijd met een glimlach. Met die KPI’s zit het dus wel goed. En dat komt zeker ook dankzij de trainers, sorry, de managers.